De oorlog in de Oekraïne is anderhalve week aan de gang. In onze, voorlopig veilige wereld, volgen we de oorlog nauwlettend en overwegen de gevolgen. Naast de enorme directe gevolgen voor de Oekraïense bevolking is weinig voorstellingsvermogen nodig om te bedenken dat deze oorlog bijzonder nadelig is voor de inzaai, verzorging, oogst en verscheping van landbouwproducten uit graanschuur Oekraïne naar de rest van de wereld. En ook dat dit gevolgen zal hebben voor prijs en zelfs beschikbaarheid van deze producten voor de wereldvoedselvoorziening.

Milieuproblematiek heeft de laatste jaren de agenda van de landbouw in Nederland, en wellicht ook de rest van West-Europa gedomineerd. Omdat de omzet van boerenbedrijven, ondanks deze discussie, nog steeds voornamelijk afhankelijk is van verkoop van landbouwproducten is de aandacht van individuele boeren echter vooral op productiviteit en kostprijs van die productie gericht. Deze ogenschijnlijke tegenstelling tussen productiviteit en milieudoelstellingen, die voor buitenstaanders soms moeilijk te begrijpen valt, is volgens mij de belangrijkste oorzaak voor verschil van mening tussen buitenstaanders en insiders in het landbouwdebat.

De crisis in de Oekraïne en daarmee ook in Rusland richt ons echter weer volledig op het belang van landbouw voor voedselvoorziening. Daarom is het volgens mij de komende tijd belangrijk om, zonder milieudoelen uit het oog te verliezen, ook te denken aan productiviteit van landbouw in Nederland. Zonder de pretentie van volledigheid, denk ik aan de volgende onderwerpen: bemesting en gebruik van dierlijke mest; gewasteelt in het kader van derogatie; stimulering van teelt van vlinderbloemige gewassen zolang die niet tot lagere productiviteit leiden.

Bemesting met dierlijke mest is in de EU aan limieten gebonden om uitspoeling van voedingsstoffen naar het bodemwater te beperken (met name stikstof). Omdat gewassen soms meer stikstof nodig hebben dan met dierlijke mest mag worden bemest gebruiken veehouders en akkerbouwers naast dierlijke mest ook kunstmest. Productie en beschikbaarheid van kunstmest staat geweldig onder druk door de enorm gestegen gasprijs en omdat de Oekraïne een grote kunstmestproducent is. Omdat productiviteit juist de komende tijd van cruciaal belang is zou er, in het kader van deze uitzonderlijke situatie, een uitzondering moeten komen op de maximale bemesting uit dierlijke mest. Deze uitzondering is vooral in het voorjaar belangrijk omdat de werking van dierlijke mest in het voorjaar veel gunstiger is dan in de tweede helft van het jaar. Toediening van meer dierlijke mest in veerijke gebieden spaart in deze gebieden kunstmest, dat eventueel in minder dierrijke gebieden kan worden toegediend of eventueel kan worden bewaard. De maatregel zal enorme navolging hebben omdat hij strookt met het idee van boeren over goede vormen van landbouw en omdat hij kostenbesparend werkt op bedrijven met veel vee.

Dierlijke mest is een volumineus product dat vooral in het voorjaar een goede bemestende werking heeft. Toediening van dierlijke mest in de tweede helft van het groeiseizoen dient vooral om mestopslag voor de winterperiode leeg te maken, als dieren op stal staan en het land niet bemest mag en dient te worden. De komende tijd zou opslagcapaciteit van dierlijke mest moeten worden gestimuleerd zodat minder mest in de zomerperiode hoeft te worden uitgereden en dit voor het volgende groeiseizoen kan worden opgeslagen. Op deze manier worden de verliezen door zomerbemesting beperkt en is meer mest voor het volgende groeiseizoen (2023) beschikbaar, wat op dat moment ook weer kunstmest kan besparen.

Melkveehouders kunnen in Nederland aanspraak maken op een ruimere bemestingsnorm van dierlijke mest als ze voldoen aan bepaalde criteria. Een van deze criteria een bouwplan dat voor 80% bestaat uit grasland. Het areaal gras gaat vaak ten koste van de teelt van snijmais, andere granen en soms ook stikstofbindende gewassen als luzerne waardoor bedrijven een grasoverschot hebben en een tekort aan energierijkere producten als graan en snijmais. Als de verplichting tot 80% grasland zou worden verlaagd naar bijvoorbeeld 40% leidt dit in Nederland tot een forse toename van de teelt van mais, dat vervolgens zowel voor veevoeding als ook voor andere doelen kan worden gebruikt. De maatregel zal overweldigende navolging genieten onder veehouders omdat totale productiviteit van hun bedrijven zal toenemen. Door de maatregel zullen veehouders minder granen en mais hoeven aan te kopen, en kan eventueel een deel van de mais ook voor andere doelen dan veevoeding worden gebruikt.

Vlinderbloemige gewassen zijn in staat om in symbiose met specifieke bodembacteriën stikstof uit de lucht vast te leggen in een voor planten bruikbare vorm. Door stimulering van inzet van deze gewassen zijn met name melkveehouders minder aangewezen op stikstof uit kunstmest voor productie van eiwitrijk gras voor hun koeien. Stimulering van inzaai van deze gewassen in graslanden moet de komende tijd veel aandacht krijgen. Uit ervaring weet ik dat veehouders hier zeer geïnteresseerd in zijn en dat de resultaten in veel gevallen veelbelovend zijn, daarnaast is kennis over inzet van vlinderbloemige gewassen is ruimschoots aanwezig.

Zoals hierboven geschreven pretendeer ik geen volledigheid. Gezien de ernst van de situatie is het belangrijk dat de kloof tussen de overheid en de officiële doelstellingen en veehouders wordt overbrugd omdat productiviteit van de landbouw er weer toe doet. Door keuze van de juiste maatregelen is het mogelijk om beleid te maken dat milieudoelstellingen respecteert maar tegelijk afhankelijkheid van kunstmest vermindert en productiviteit stimuleert. Daarnaast kunnen deze maatregelen helpen om de kloof tussen beleidsmakers en de landbouw te overbruggen.