Uitstof van stikstof heeft Nederland in zijn greep. Duidelijk is dat de veehouderij verantwoordelijk is voor een belangrijk deel van deze uitstoot. Duidelijk is ook dat stikstof grote gevolgen kan hebben voor de biodiversiteit in specifieke natuurgebieden. Onduidelijkheid bestaat over de verspreiding van de uitgestoten stikstof.

Duidelijk is dat de maatregelen uit het verleden effectief genoeg zijn om de uitstoot van stikstof uit de veehouderij te beperken. De belangrijkste reden is dat zolang er ureum in de urine van dieren zit, deze in contact met mest omgezet wordt in ammoniak, dat vervolgens kan verdampen. Maatregelen als emmissiearm uitrijden van mest, uitstootbeperkende vloeren en luchtwassers zijn niet effectief genoeg gebleken om de emmissie van stikstof voldoende te beteugelen.

In de melkveehouderij is daarom een acute vraag naar methodes om uitstoof van stikstof te beperken. Gezien de matige rendabiliteit van melkveebedrijven en het feit dat veel melkveebedrijven de laatste jaren fors hebben geïnvesteerd in stalbouw lijken de vergaande technische aanpassingen aan stallen die hiervoor nodig zijn onhaalbaar. Daarnaast kunnen we ook grote vragen stellen bij de effectiviteit van eventueel nieuwe aanpassingen, gezien de matige ervaringen uit het verleden. Ook bestaat er een grote kans dat deze maatregelen nieuwe problemen met zich meebrengen. Denk bijvoorbeeld aan het spoelwater en stroomgebruik van luchtwassers.

Ik denk daarom dat eventuele oplossingen een niveau dieper moeten worden gezocht. We weten dat dieren eiwit nodig hebben voor groei en productie, en ook dat elke vorm van groei en productie, ook buiten de agrarische sector, gepaard gaat met onvermijdelijke verliezen. De grootte van deze verliezen kunnen we echter beïnvloeden. Daarnaast kunnen we ook dieper nadenken over de oorsprong van deze stikstof die in de landbouw wordt gebruikt.

Grasteelt en conservering van gras

Een aanzienlijk deel van het rantsoen van de Nederlandse melkkoe bestaat uit ruwvoer. In Nederlandse omstandigheden is teelt en inzet van gras vaak te verkiezen boven inzet van andere ruwvoeders zoals snijmais en eventueel andere teelten. Dit is zo omdat gras kan worden geteeld in gebieden waar de teelt van akkerbouwgewassen niet mogelijk is. Daarnaast legt blijvend grasland veel koolstof vast in de bodem.

Gras kan direct door de koe worden gegeten in de groeiperiode. Verder wordt het opgeslagen, meestal in vorm van graskuilen. Deze opslag gaat gepaard met aanzienlijke verliezen van de eiwitkwaliteit van het gras, maar door specifieke maatregelen kunnen deze verliezen fors worden beperkt. Door de conservering van gras te verbeteren kunnen Nederlandse boeren de stikstofverliezen op hun bedrijven verminderen. Als gras beter wordt geconserveerd is het meestal ook smakelijk voor de dieren zodat ze er gewoonlijk meer van opnemen. Door een heel gerichte inzet op conservering van gras gaat er dus minder eiwit van goede kwaliteit verloren en eten dieren er ook nog eens meer van zodat melkkoeien minder eiwit uit andere bronnen nodig hebben. Denk hierbij specifiek aan een lagere inzet van sojameel of andere eiwitproducten, die meestal op andere plekken van de wereld geteeld worden.

Het grootste deel van het gras dat Nederlandse melkkoeien eten is ingekuild gras. Dit geldt zelfs als koeien weiden. Dit komt omdat een koe niet voldoende gras kan grazen om verzadigd te worden. Daarom voeren boeren naast weidegras ook gras en andere producten op stal bij. Omdat conservering van gras echter altijd gepaard gaat met verliezen is het wenselijk dat koeien zoveel mogelijk vers gras eten. Om deze reden zijn er veel boeren die koeien versgemaaid gras voeren, eventueel naast weidegras, zodat er eigenlijk geen verliezen optreden. Omdat koeien dit gras ook nog eens heel lekker vinden, én omdat de eiwitkwaliteit hoger is dan van geconserveerd gras, kan de inzet van eiwit van buiten het bedrijf (sojameel, koolzaadmeel) heel sterk dalen.

Daarnaast kunnen veehouders door middel van vers gras ook nog eens veel mooier sturen met het grasaanbod op hun bedrijf. Iedereen in de melkveehouderij weet dat voorjaarsgras het beste is voor melkkoeien. Om deze reden gebruiken melkveehouders het voorjaarsgras bij voorkeur voor voeding van melkkoeien. Gras dat in de zomer groeit bevat gewoonlijk minder energie en eiwit en is in theorie heel geschikt voor voeding van jonge dieren en koeien die geen melk geven (droogstaande koeien), die minder energie en eiwit nodig hebben dan melkkoeien. Echter, gras groeit gewoonlijk tot ver in het najaar door en moet dan ook geoogst worden. Omdat dit gras gewoonlijk moeilijker conserveert dan voorjaars- en zomergras, is de kwaliteit van dit gras na conservering ook veel lager, en wordt het voornamelijk aan jonge dieren en droge koeien gevoerd. Als veehouders het najaarsgras vers aan hun melkkoeien voeren krijgen deze dieren gras met (zeer) veel eiwit, en hoeft dit niet aan jonge dieren en droogstaande koeien te worden gevoerd, zodat die het eiwitarmere zomergras kunnen eten.

Op deze manier kunnen veehouders door inzet van vers gras de inzet van gras veel beter sturen op hun bedrijf zodat verliezen van stikstof aanzienlijk kunnen afnemen.

Vlinderbloemige gewassen

Eiwit in gras wordt gevormd uit stikstof in de bodem. De bodemvoorraad stikstof wordt aangevuld door bemesting met dierlijke mest en uit kunstmeststoffen. Daarnaast zijn vlinderbloemige planten in symbiose met bacteriën in staat om stikstof uit de lucht te binden en te gebruiken voor hun groei. Voor de melkveehouderij denken we hierbij aan gewassen als klavers, luzerne, esparcette.

Specifieke vlinderbloemige gewassen als rode klaver, rolklaver, en esparcette hebben daarnaast andere eigenschappen die in de context van stikstofverliezen bijzonder interessant zijn. Ze bevatten stoffen die de afbraak van eiwit tijdens de conservering en zelfs in de koe verminderen. Technisch, deze stoffen zorgen ervoor dat het aandeel bestendig eiwit in het gras hoger is ten koste van het aandeel onbestendige eiwit. Hierdoor blijft de kwaliteit van eiwit uit de planten beter behouden en gaan melkkoeien beter om met het eiwit uit hun voeding. Uit onderzoek is gebleken dat de verbeteringen van eiwitbenutting substantieel kunnen zijn. In combinatie met binding van stikstof uit de lucht kunnen deze vlinderbloemige gewassen dus zorgen voor een fors hogere stikstofbenutting op melkveebedrijven. Een interessant neveneffect van de inzet van deze vlinderbloemige gewassen is dat de methaanuitstoot van de koeien vermindert.

Door inzet van vlinderbloemige gewassen kunnen melkveehouders de kringloop van stikstof op hun bedrijf verbeteren en de kunstmestgift fors verlagen. Daarnaast zijn gewassen als rode klaver, esparcette ook beter bestand tegen droogte oa omdat ze dieper wortelen. Hierdoor zijn opbrengsten in droge periodes beter dan met de grassoorten die gewoonlijk ingezet worden in Nederland. Dit geldt overigens ook voor luzerne, een ander vlinderbloemig gewas.

Verliezen in de koe

De pens van een koe is een groot fermentatievat, waarin vezelachtig materiaal door middel van een microbieel fermentatieproces wordt afgebroken tot producten die nuttig zijn voor de energievoorziening van de koe. Eiwit uit het voer wordt in de pens ook gedeeltelijk gefermenteerd. Aan de ene kans is dit wenselijk omdat eiwit van relatief lage kwaliteit hierdoor in eiwit van betere kwaliteit wordt omgezet. Aan de andere kant gaat dit ook gepaard met verliezen. Inzet van vlinderbloemigen zoals in de vorige paragraaf werden genoemd kan de mate van fermentatie van eiwit beïnvloeden en daardoor leiden tot een betere benutting van eiwit.

De benutting van eiwit in de koe is sterk afhankelijk van een balans tussen voorziening van allerlei andere nutriënten zoals energie maar ook vitamines en sporenelementen. Voor een juiste benutting van eiwit is het dus belangrijk dat het hele rantsoen van koeien goed is uitgebalanceerd, en het is bekend dat een betere energievoorziening leidt tot een hogere benutting van eiwit.

Daarnaast is er steeds meer bekend over de nadelige invloed van een falende gezondheid op de benutting van voedingsstoffen, inclusief eiwit. Omdat dieren niet spreken is het voor veehouders lang niet altijd duidelijk of dieren helemaal gezond zijn. Maar het is een feit dat een betere gezondheid van dieren leidt tot een betere benutting van eiwit. Net is als in de humane voedings en gezondheidswetenschap, is in de veehouderij toenemende aandacht voor de invloed van levensstijl op gezondheid. Waar dit bij  mensen aan zichzelf wordt aangedaan moeten we ons bij dieren steeds beter bewust zijn van het feit dat sommige omstandigheden echt nadelig zijn voor de gezondheid van het dier, vaak zonder dat we het wisten. En, daarnaast dat specifieke producten van natuurlijke oorsprong ook echt positieve uitwerking op de gezondheid van dieren kan hebben. Zonder esotherisch te worden geef ik direct toe dat mijn eigen kennis op dit gebied de laatste jaren is toegenomen, en dat hij dus eerder niet goed genoeg was.

Verliezen uit de mest

Urine van melkkoeien bevat ureum. Ureum wordt omgezet in ammoniak als de urine in contact komt met mest. Op dit moment is er een praktisch voorbeeld waarin urine en mest gedeeltelijk gescheiden kunnen worden opgeslagen. Dit kan leiden tot forse vermindering van ammoniakuitstoot, mits goed toegepast. Verder durf ik hier een sterk pleidooi houden voor weiden van koeien. Omdat met weiden urine apart van de mest in het land komt, treden er veel minder ammoniakverliezen op.

Weiden wordt door veel melkveehouders als onpraktisch gezien, maar mijn ervaring is dat het, mits goed toegepast, leidt tot meer dierenwelzijn en ook tot betere economische resultaten. In het kader van stikstofverliezen durf ik dus echt te pleiten voor meer weidegang op bedrijven waar dat mogelijk is.

Conclusie

Samenvattend durf ik te stellen dat er grote verbeteringen in stikstofbenutting mogelijk zijn in de melkveehouderij. Ik ben erg voorzichtig met grote en kostprijsverhogende maatregelen. Ik zie echter nog veel mogelijkheden als het gaat om inzet en conservering van gras. Daarnaast kan door meer aandacht voor gezondheid en welzijn van de dieren een substantieel hogere benutting van stikstof worden bereikt en ik denk dat specifieke maatregelen zelfs van overheidswegen gestimuleerd dienen te worden.